Natuurverschijnselen

Natuurverschijnselen, prachtig mooi!

Wanneer we om ons heen kijken zien we de natuur. Natuur is niet alleen de hei of bosgebied maar natuur omvat alle planten, dieren, ecosystemen, natuurwetten (weer en bodemgesteldheid) en de materie en energie waar dit alles uit bestaat. Ben je op zoek naar natuurverschijnselen? Lees dan snel verder. We lichten een aantal grote natuurverschijnselen voor je toe:

Hoe werkt een aardbeving?

Een aardbeving is een trilling in de aardkorst. Ze worden meestal veroorzaakt door een beweging van de platen die samen de aardkorst vormen. De oorzaak kan ook liggen bij een vulkaanuitbarsting, een meteoorinslag, een ondergrondse explosie of een instorting van bijvoorbeeld een mijn.

Wat is de oorzaak

Aardbevingen hebben vaak te maken met het schuiven van de platen die samen de aardkorst vormen. Het wetenschappelijke woord voor de aardkost is “lithosphere”. De basisgedachte is dat de buitenste laag van de aarde wordt gevormd door een groot aantal platen die als het ware op een onderliggende laag liggen.

Op de plaats waar twee of meer platen aan elkaar grenzen kunnen verschillende dingen gebeuren: de platen bewegen uit elkaar, of ze worden samengedrukt, over ze bewegen langs elkaar.

Waar en wanneer is de volgende mega-aardbeving?

Platen bewegen uit elkaar

Wanneer twee platen die naast elkaar liggen uit elkaar bewegen, komt er in de ruimte die tussen de platen vrijkomt lava naar boven uit de onderliggende laag (de atheonosphere). De lava koelt vervolgens af en verandert in een nieuw stuk lithosphere.

Platen worden samengedrukt

Als twee platen van de aardkorst naar elkaar toe bewegen, en er is geen tussenruimte meer, dan komen ze tegen elkaar aan. Een van de twee platen kan dan onder de andere plaat schuiven, en komt daardoor in de atheonosphere en smelt. Het kan echter ook gebeuren dat geen van de twee platen naar beneden wordt gedrukt. Op de plaats waar de twee platen samenkomen, ontstaat dan als het ware een overvloed aan materiaal, die leidt tot het ontstaan van bergen.

Platen bewegen langs elkaar

Op sommige plaatsen waar twee platen elkaar raken schuiven de randen van de platen langs elkaar. Stel je voor dat de ene plaat naar het noorden beweegt, en de andere plaat naar het zuiden. Omdat de platen tegen elkaar aan liggen is wordt er eerst spanning opgebouwd, zonder dat de platen bewegen. Op een gegeven moment is de spanning zo hoog dat de twee platen met een schok langs elkaar schuiven. Vergelijk dit met twee houten blokken die zeer ruw zijn. Je legt ze strak tegen elkaar aan en duwt beide blokken in tegenovergestelde richting. Eerst gebeurt er niets, maar naarmate je harder duwt neemt de spanning toe en opeens zullen de blokken toch langs elkaar schuiven. Op het moment dat de verschuiving plaatsvindt, spreken we van een aardbeving.

Breuklijnen

De grenzen tussen twee platen van de aardkorst worden ook wel breuklijnen genoemd. In gebieden van de aarde waar dergelijke breuklijnen voorkomen, ontstaan vaak aardbevingen. Er zijn ook gebieden waar meerdere breuklijnen dicht bij elkaar liggen. Daar kan het gebeuren dat een aardbeving in de ene breuklijn de spanning in een andere breuklijn er vlakbij zo doet oplopen dat er nog een aardbeving optreedt.

Trillingen van aardbevingen

Een aardbeving vindt dus altijd plaats op een specifiek punt in de aardkorst (het ‘epicentrum-), maar de trillingen die daarbij ontstaan verspreiden zich door de aardkorst. Het lijkt een beetje op een steentje dat midden in een vijver gegooid wordt: de kracht waarmee het steentje in het water terechtkomt veroorzaakt een golfpatroon dat zich steeds verder van het punt van inslag verspreidt.

Een aardbeving vindt niet altijd aan de oppervlakte van de aardkorst plaats, soms is het punt waar de beving ontstaat vele kilometers diep onder de grond. Er bestaan verschillende soorten trillingen die door aardbevingen ontstaan, namelijk trillingen aan de oppervlakte en trillingen in de aardkorst. Wanneer een trilling binnen in de aardkorst aan de oppervlakte komt gaat die over in een oppervlaktetrilling. De oppervlaktetrillingen veroorzaken de schade van een aardbeving, omdat daar de gebouwen en mensen getroffen worden.

Hoe werkt de kracht van een aardbeving?

De Richter schaal wordt gebruikt om de kracht van een aardbeving aan te geven. Het gaat daarbij om de hoeveelheid energie de vrijkomt tijdens de aardbeving. Op de Richter schaal wordt de kracht aangegeven met een getal. De Schaal van Richter is logaritmisch, dat wil zeggen dat de kracht van de aardbeving 10 keer zo groot is als het Richter getal met 1 toeneemt. Een aardbeving met kracht 6 is dus 10 keer zo zwaar als een aardbeving met kracht 5. De meeste aardbevingen zijn heel licht, kracht 3 of minder. Die worden door mensen niet eens gevoeld. Pas als de kracht meer wordt dan 4 op de Richter schaal ontstaat schade, en bij kracht 7 of meer wordt gesproken over een zware aardbeving.

De zwaarste aardbeving die is waargenomen sinds 1900, was in 1960. Toen vond in Chili een aardbeving plaats met een kracht van 9.5 op de schaal van Richter. De aardbeving die de meeste slachtoffers kostte was overigens veel lichter. In 1976 deed zich in China een aardbeving voor met een kracht van 8.0. Omdat het een zeer dicht bevolkt gebied was waren er ongeveer 250.000 doden te betreuren.

Op 26 december 2004 vond een aardbeving plaats voor de kust van het Indonesische eiland Sumatra. Deze zeebeving had een kracht van 9.0 op de schaal van Richter. Er vielen echter slachtoffers in de hele regio Zuidoost Azië (India, Sri Lanka, Thailand, Indonesië zelf) als gevolg van de tsunami die volgde op de aardbeving.

Wat zijn de gevolgen van de aardbeving?

Door de trillingen en bewegingen van de aardbodem ontstaat schade aan gebouwen. Ze storten gedeeltelijk of geheel in. De beving zelf veroorzaakt meestal geen slachtoffers. Maar door vallend bouwmateriaal zoals muren en daken vallen wel slachtoffers.

Door de schade die ontstaat aan wegen en gebouwen ontstaat vaak brand, bijvoorbeeld omdat gasleidingen breken en het gas in brand vliegt. Ook komt het voor dat waterleidingen breken.

Door de beweging van de aardkorst gaan delen van de bodem zoals bijvoorbeeld een hoeveelheid grond op een berghelling schuiven. Op de plaats waar de schuivende grond terecht komt vallen vaak veel slachtoffers die daaronder bedolven raken. Ook ontstaat schade aan huizen, wegen en leidingen. Soms bestaat zo’n aardverschuiving uit modder of hele vochtige bodem, dan spreekt men over een modderlawine.

Aardbeving voorkomen en voorspellen?

Wetenschappers kunnen tegenwoordig ongeveer voorspellen waar een aardbeving in de toekomst zou kunnen optreden. De plaatsen waar breuklijnen liggen, en waar al eerder aardbevingen zijn geweest, hebben een hogere waarschijnlijkheid voor een nieuwe aardbeving. Het is echter nog vrijwel niet mogelijk om te voorspellen wanneer een nieuwe aardbeving zal ontstaan.

De krachten die aardbevingen zijn zo groot en doen zich voor op zo’n grote schaal (gebieden van honderden of duizenden kilometers) dat het onmogelijk is een aardbeving te voorkomen.

Voorbereiden op een aardbeving

Het is wel mogelijk om goede voorbereidingen te treffen voor de gevolgen van aardbevingen. Bij het bouwen van huizen en kantoren kunnen constructies worden toegepast die bestand zijn tegen trillingen van aardbevingen. In gebieden waar aardbevingen vaak voorkomen is het zelfs verplicht om gebouwen zo te ontwerpen dat ze aardbevingen kunnen doorstaan.

Ook is het mogelijk om in risicogebieden de bevolking voor te bereiden door voorlichting te geven over wat men wel of juist niet moet doen tijdens of na een aardbeving. Menselijke slachtoffers vallen meestal niet door de aardbeving zelf, maar vooral als gevolg van instortende gebouwen, branden, overstromingen of vloedgolven.

Er kan ook aan voorbereiding gedaan worden door in het gebied alvast reddingsdiensten en hulpgoederen klaar te hebben, die direct na een aardbeving kunnen worden ingezet.

Waarschuwen

In sommige landen zoals Japan en bij de eilandengroep Hawaï is een waarschuwingssysteem opgezet dat de bevolking moet alarmeren voor een naderende tsunami als gevolg van een zeebeving.

Aardbevingen in Nederland

Ook in Nederland komen aardbevingen voor. In het zuidoosten worden elk jaar kleine aardbevingen gemeten met een kracht van 2 tot 3 op de schaal van Richter. Soms zijn er sterkere aardbevingen, zoals op 13 april 1992 in de buurt van Roermond met een kracht van 5.8 en in 2002 iets ten oosten van Roermond in Duitsland met een kracht van 4.9.

In Noord-Nederland komen vooral in Groningen en Drenthe lichte aardbevingen voor. Deze worden veroorzaakt door de gaswinning uit de bodem. Hierdoor zakt de aardbodemt. De zwaarste aardbeving in Noord-Nederland tot nu toe was op 8 augustus 2006 om 07:04u. Die had een kracht van 3,5 op de schaal van Richter en het epicentrum bevond zich in het gebied tussen de plaatsen Middelstum, Stedum en Westeremden, ten noordoosten van de stad Groningen. Diezelfde dag om 11:49u was er nog een naschok met een kracht van 2,5, op vrijwel dezelfde plaats.

Het KNMI houdt een lijst bij van aardbevingen in Nederland.

Oorsprong van aardbeving

Een seismograaf is een apparaat waarmee de kracht van een aardbeving kan worden gemeten. Maar een seismograaf kan ook vaststellen hoe ver weg de aardbeving heeft plaatsgevonden, ook als niet precies bekend is in welke richting gemeten moet worden. Als de afstand van de seismograaf tot de aardbeving bekend is, kan er een cirkel getekend worden rond de seismograaf, die alle mogelijke plaatsen aangeeft, gezien vanaf die éne seismograaf.

Als er twee seismografen zijn, die beiden de aardbeving hebben waargenomen, kunnen er al twee cirkels getekend worden. De aardbeving heeft dan plaatsgevonden op één van de twee punten waar de cirkels elkaar raken.

Als er ook nog een derde seismograaf is die de beving heeft gemeten, dan kan er ook rond die derde seismograaf een cirkel getekend worden. En die derde cirkel raakt dan per definitie één van de twee punten waar de eerste twee cirkels elkaar ook al raakten. Dat is de oorsprong van de aardbeving, het epicentrum.

Een aardbeving vindt meestal diep onder de oppervlakte plaats, gemiddeld zo’n 30 kilometer. Maar er zijn bevingen waargenomen die ongeveer 650 kilometer onder de grond waren.

Gevolgen van aardbeving

De slachtoffers en de schade als gevolg van een aardbeving heeft meerdere oorzaken.

De trillingen van de beving

Door de trillingen en bewegingen van de aardbodem ontstaat schade aan gebouwen. Ze storten gedeeltelijk of geheel in. De beving zelf veroorzaakt meestal geen slachtoffers. Maar door vallend bouwmateriaal zoals muren en daken vallen wel slachtoffers.

Brand, overstroming, lekkage

Door de schade die ontstaat aan wegen en gebouwen ontstaat vaak brand, bijvoorbeeld omdat gasleidingen breken en het gas in brand vliegt. Ook komt het voor dat waterleidingen breken.

Aardverschuivingen en lawines

Door de beweging van de aardkorst gaan delen van de bodem zoals bijvoorbeeld een hoeveelheid grond op een berghelling schuiven. Op de plaats waar de schuivende grond terecht komt vallen vaak veel slachtoffers die daaronder bedolven raken. Ook ontstaat schade aan huizen, wegen en leidingen. Soms bestaat zo’n aardverschuiving uit modder of hele vochtige bodem, dan spreekt men over een modderlawine.

Hoe werkt een tsunami?

Wanneer de aardbeving onder de zee plaatsvindt kan door de beving het zeewater in beweging komen. Er ontstaat dan een golfpatroon in de zee. Je kunt dat vergelijken met de rimpeling die zich verspreidt in het wateroppervlakte als je een steentje in een plas gooit. Als de golf het land bereikt kan deze in hoogte en kracht toenemen, omdat het water ondieper wordt. De golf spoelt aan land en kan daar heel veel schade en slachtoffers veroorzaken. Een golf als gevolg van een aardbeving wordt ook wel tsunami genoemd. Veel mensen noemen het een vloedgolf, maar dat is eigenlijk geen goede naam omdat het niets te maken heeft met eb en vloed. Het woord tsunami is Japans, het betekent letterlijk “havengolf”.

Een tsnunami beweegt zich relatief langzaam. Het kan uren duren voordat de golf het land bereikt. In enkele gebieden ter wereld waar regelmatig zeebevingen voorkomen zijn daarom waarschuwingssystemen opgezet die de kustbewoners waarschuwen voor een tsunami als er in zee een beving wordt waargenomen.

Bij de grote aardbeving voor de kust van het Indonesische eiland Sumatra op 26 december 2004 is ook een tsnunami ontstaan. Deze zeer zware aardbeving met een kracht van 9.0 had op zichzelf al grote schade tot gevolg, maar de daaropvolgende tsunami heeft verwoestingen aangericht in alle omliggende landen en eilanden. Omdat er geen waarschuwingssysteem voor tsunami’s bestaat in dit gebied van Zuidoost Azië vielen er heel veel slachtoffers onder strandgangers en kustbewoners. In sommige gevallen duurde het meer dan vijf uur na de beving voordat deze tsunami de kust bereikte.

Hoe werkt bliksem?

Veel mensen zijn bang voor bliksem. Dat is niet zo vreemd, want het is een van de meest gevaarlijke natuurverschijnselen op aarde. De temperatuur in een bliksem is hoger dan de temperatuur aan de oppervlakte van de zon, en er ontstaan schokgolven in alle richtingen.

De lucht die zich dicht bij de grond bevindt is warmer dan de lucht hogerop. Warme lucht is lichter dan koude licht, en stijgt daarom op. Er ontstaat dan een sterke opwaartse stroming van vochtige, warme lucht. Als de warme lucht is opgestegen tot een hoogte van 3 tot wel 10 kilometer koelt de lucht snel af doordat de lucht in de omgeving veel kouder is. Daarbij ontstaan door condensatie weer waterdruppels, en vervolgens kleine ijsdeeltjes. De ijsdeeltjes worden groter en groeien uit tot hagelstenen.

Op deze hagelstenen vriezen meteen weer kleine waterdruppels vast. Dit gaat zo snel dat er kleine ijssplinters van de hagelstenen afspringen, die een positieve elektrische lading hebben. De hagelstenen worden hierdoor tegelijkertijd negatief geladen.

Omdat de ijssplinters licht en klein zijn stijgen ze naar de bovenkant van de wolken, terwijl de grotere en zwaardere hagelstenen naar de onderkant van de wolk zakken. De sterke negatieve lading van de onderkant van de wolk stoot (net als bij magneten) de negatieve deeltjes in het aardoppervlak af, die daardoor dieper in de bodem afdalen. De bovenste laag van de aarde wordt hierdoor positief geladen.

Nu is dus de volgende situatie ontstaan:

  • Kleine, positief geladen ijssplinters aan de bovenkant van een wolk.
  • Grote, negatief geladen hagelstenen aan de onderkant van een wolk.
  • De aarde daaronder, die in verhouding tot de onderkant van de wolk positief geladen is.

Wat gebeurd er tijdens de ontlading

De natuurwetten schrijven voor dat de positieve en negatieve ladingen elkaar proberen te neutraliseren, en wel door een stroom van de negatieve lading naar de positieve lading te maken.

Zodra het spanningsverschil tussen de negatief geladen onderkant van de wolk en de positief geladen oppervlakte van de aarde groot genoeg is, begint de voorontlading. Dit is niet zichtbaar voor het menselijk oog. De voorontlading loopt van de wolk naar de aarde
Op de aarde ontstaat nu de zogenaamde vangontlading. Die loopt van de aarde omhoog naar de wolk.

Zodra de voorontlading en de vangontlading elkaar raken, is er als het ware een kanaal gevormd waarlangs de hoofdlading kan overspringen. Dat is het moment waarop de echte bliksemflits ontstaat, die zichtbaar en hoorbaar is.

Wat gebeurt er na de ontlading?

Op het moment van de bliksemflits kun je het licht ervan tot in de wijde omgeving zien. De hoge temperatuur in de bliksemstraal zorgt ervoor dat de lucht in de directe omgeving van de bliksem als het ware explodeert.

De explosie van lucht geeft licht af, en dat is het licht dat wij de bliksemflits noemen. Het geluid dat tegelijkertijd ontstaat is de donder. De schokgolf van geluid die zich vanuit de bliksem in de omgeving verspreid is zeer sterk. Er zijn gevallen bekend waar gebouwen schade opliepen door de schokgolf, niet door de inslag van de bliksem zelf.

Hoe ver weg is bliksem?

Het licht van een bliksem beweegt zich met een snelheid van 300.000 kilometer per seconde. Als je dus op bijvoorbeeld 3 kilometer van een bliksem staat, dan doet het licht van die bliksem er 0.00001 seconde over om je te bereiken.

Het geluid van de donder beweegt veel langzamer, namelijk iets meer dan 300 meter per seconde. Als je dus nog steeds op 3 kilometer van de bliksem staat, dan duurt het 9 seconden voordat het geluid bij je is.

Door het verschil in de snelheid van het licht en de snelheid van het geluid kun je uitrekenen hoe ver de bliksem van je verwijderd is. Het licht is, ongeacht hoe ver je van de bliksem staat, vrijwel direct bij de waarnemer. Het geluid doet over elke kilometer ongeveer drie seconden.

Begin dus langzaam te tellen (gebruik eventueel de secondewijzer van een horloge) op het moment dat je de flits ziet. Stel vast hoeveel seconden het duurt voor je de donder hoort. Deel dit door 3, en dan weet je hoeveel kilometer de bliksem van je verwijderd is.

Het geluid van de donder kan heel ver komen, maar daarbij gaan de hogere tonen, die mensen kunnen horen, het eerst verloren. De lage tonen komen het verste. Veel dieren kunnen die wel horen, en daarom reageren ze al ruim voor de mens op het geluid van een naderend onweer. Ze worden onrustig en weten uit ervaring dat ze vast een schuilplaats moeten gaan zoeken.

Statistieken van bliksem

Wat is de snelheid van bliksem?

De bliksemstraal beweegt met een snelheid van gemiddeld zestigduizend kilometer per seconde, en is meestal ongeveer 6 kilometer lang. Anders gezegd: de afstand van de wolk naar de grond wordt overbrugd in 1 tienduizendste (0.0001) van een seconde.

Meer bliksem cijfers

  • Een bliksemstraal is ongeveer 2,5 centimeter in doorsnede.De spanning kan oplopen tot honderd miljoen volt.
  • De stroomsterkte in de bliksemstraal kan oplopen tot zestigduizend ampère.
  • De bliksemstraal duurt over het algemeen niet meer dan 1 seconde.
  • In de bliksem worden temperaturen tot maximaal 30.000 graden Celsius bereikt, dat is warmer dan de oppervlakte van de zon.
  • De gemiddelde bliksemflits heeft een energie van honderd kWh. De eenheid kWh staat voor kilowattuur. Honderd kWh is gelijk aan de energie die nodig is om honderd lampen van 1.000 Watt gedurende 1 uur te laten branden.

Hoe vaak slaat de bliksem in?

Gemiddeld zijn er in Nederland 100 dagen met onweer. Elk jaar worden in Nederland ongeveer 250.000 bliksemontladingen gemeten, maar dit aantal stijgt elk jaar. Het is niet bekend hoe dat komt. Volgens sommige deskundigen komt deze stijging vooral doordat er meer en beter gemeten wordt. Het aantal bliksems neemt volgens hen niet toe, maar wel het aantal bliksems dat wordt waargenomen.

Hoe werkt een bliksemafleider?

Om gebouwen te beschermen tegen de gevolgen van een blikseminslag, wordt vaak een bliksemafleider geplaatst. Als je goed kijkt kun je ze op hoge gebouwen zoals kerken en flats zien staan. Het zijn meestal metalen staven van ongeveer 1 meter lang en ongeveer 5 centimeter doorsnede. De bliksemafleider wordt via een dikke koperen of aluminium draad verbonden met een metalen raster dat vlakbij in de grond is ingegraven.

Veel mensen denken dat een bliksemafleider bedoeld is om de bliksem aan te trekken. Dat is niet waar. De bliksemafleider is juist bedoeld om, als de bliksem dan toch in een gebouw dreigt in te slaan, een geleider met een zo laag mogelijke weerstand te vormen. Wanneer de bliksem in het gebouw zelf zou inslaan, zou er door de weerstand van bijvoorbeeld het hout en beton van de constructie een enorme hitte ontstaan. Door er voor te zorgen dat er een geleider met een lage weerstand voorhanden is, namelijk de bliksemafleider, kan de stroom naar de aarde afvloeien zonder schade aan te richten.

De bliksemafleider trekt de bliksem dus niet aan, maar zorgt er voor dat de bliksem die toch al zou inslaan, een voorspelbare en dus veilige route naar de aarde kan nemen.

Schuilen bij bliksem

Als je buiten bent terwijl er een onweer ontstaat, zoek dan een goede schuilplaats. Voorbeelden hiervan zijn gebouwen en auto’s.

Als er geen schuilplaats is, ga dan in ieder geval niet onder een boom schuilen. Alhoewel je onder een boom niet (of in ieder geval minder) nat wordt, kan de bliksem in de boom inslaan en daarbij ook de mensen onder de boom verwonden. Hurk met je voeten zo dicht mogelijk bij elkaar en houdt je hoofd zo laag mogelijk.

Ga niet op de grond liggen. Als de bliksem de grond raakt in de buurt waar je ligt, gaat er een elektrische stroom door de bodem die zich vanaf het inslagpunt vandaan in jouw richting beweegt. Als je op de grond ligt kan die stroom ook op je lichaam overspringen.

Waarom is een auto een goede schuilplaats?

Veel mensen denken dat het veilig is om in een auto te schuilen voor bliksem, omdat de auto op rubber banden staat, en omdat rubber geen elektriciteit geleidt. Dat is niet waar. In sterke elektrische velden (zoals bij blikseminslag) zijn rubber banden zelfs prima geleiders voor elektriciteit.

Een auto is veilig in geval van blikseminslag, omdat het metalen frame van een auto werkt als een omhulsel, en omdat de bliksem via de oppervlakte van de buitenkant van de auto naar de grond zal stromen. Een metalen constructie zoals een auto of een ijzeren kooi wordt ook wel een Kooi van Faraday genoemd. Faraday was een wetenschapper die ontdekte dat een metalen omhulsel zoals een kooi (of in moderne tijden een auto) van binnen veilig is bij bijvoorbeeld een blikseminslag.

Vulkaan

Een vulkaan is niet zoals veel mensen denken alleen maar een hoop gesteente. In werkelijkheid bestaat een vulkaan uit een gangenstelsel met scheuren, die ook wel kraters wordt genoemd. Bij een actieve vulkaan staan deze kraterpijpen in verbinding met een magmakamer, dit is niet het geval bij een slapende vulkaan.

Uitbarsting vulkaan

Een uitbarsting van een vulkaan gebeurt wanneer er steeds meer magma ophoopt in de magmakamer en de druk in de vulkaan steeds hoger wordt doordat het magma nergens naar toe kan. Op een gegeven moment is de druk zo hoog dat de vulkaan uitbarst en er lava, gas en brokstukken naar buiten worden gespoten. Soms gaat dit ook gepaard met lichte aardschokken. Lava heeft in dit geval een temperatuur tussen de 650 °C en 1200 °C en is dus in staat om alles te verwoesten wat het op zijn weg tegenkomt.

De vulkaan kan uitbarsten via de krater, dus de opening in het aardoppervlak. Of zijn uitgang vinden via een zijtak in de kraterpijp dit wordt ook wel een zijkrater genoemd. Wanneer de lava is afgekoeld dan raakt de krater weer verstopt en begint het proces weer opnieuw. De magmakamer wordt dus bijgevuld met magma totdat de druk zo groot is zodat er een nieuwe vulkaanuitbarsting plaatsvindt.

De berg waar we het eerder over hadden ontstaat doordat er bij iedere uitbarsting van de vulkaan een laagje gesteente op de vorige laag wordt gelegd. Na vele vulkaan uitbarstingen ontstaat er vervolgens een berg.

De meerderheid van de 1500 vulkanen die wereldwijd voorkomen, komen gelukkig voor op de bodem van de oceanen. De overige vulkanen vinden hun oorsprong op onze aardkorst. In de meeste gevallen worden er vulkanen aangetroffen in gebieden waar tektonische platen aan elkaar grenzen en bij hotspots. Zo komen er veel vulkanen voor langs de westkust van Amerika, Australië, Azië, Indonesië, in het westen van Thailand, Japan, Rusland en zijn er zelfs vulkanen in Ijsland. In de regel zijn er vaak vulkanen aanwezig wanneer er aardbevingen voorkomen en wanneer er vulkanische vlaktes, geisers, warmwaterbronnen en kokende modderbronnen zijn.

Je hebt drie types vulkanen, zo zijn er actieve- , dode- en slapende vulkanen. Dode vulkanen vertonen absoluut geen meetbare activiteit en leveren geen gevaar op. Actieve vulkanen komen regelmatig tot uitbarsting. Slapende vulkanen zijn eigenlijk het gevaarlijkst omdat ze ineens kunnen veranderen van een inactieve vulkaan in een actieve vulkaan. De meest voorkomende vulkanen zijn dode vulkanen.

Meer informatie

[infonu keyword=’natuurverschijnsel’ output=5]